De zin en onzin van B1 (Direct Duidelijk Tour)
Je kunt de Direct Duidelijk Tour nu ook terugluisteren! Luister in deze podcast mee naar de verschillende onderwerpen, met voorbeelden uit de praktijk. En altijd vanuit de centrale vraag: Hoe zorg je vanuit de overheid voor duidelijke communicatie en betere dienstverlening?
Over deze aflevering
Wie als communicatieprofessional voor de overheid werkt, is bekend met B1. Er bestaat discussie over dit systeem van taalniveaus, over het nut en de bruikbaarheid ervan. Is B1 wel de ‘heilige graal’? Je gaat luisteren naar onze presentator Renata Verloop in gesprek met:
- Carel Jansen, taal- en communicatiewetenschapper
- Haas de Groot, adviseur laaggeletterdheid
Meer weten?
Lees meer over de gasten, vind handige linkjes of bekijk het webinar terug: De zin en onzin van B1.
Uitgeschreven tekst
Voice-over:
Leuk dat je luistert naar de Direct Duidelijk Tour podcast! Eerder maakten we webinars over duidelijke overheidscommunicatie en -dienstverlening. En daar ga je nu naar luisteren.
Je hoort gesprekken over verschillende onderwerpen. Met voorbeelden uit de praktijk. En altijd de centrale vraag: Hoe zorg je vanuit de overheid voor duidelijke communicatie en betere dienstverlening?
Luister je mee?
Renata:
Waar gaan we het vandaag over hebben? Over het taalniveau B1. Is het nu zinnig om dat te gebruiken, of is het volslagen onzin?
En bij mij te gast, in de studio is Carel Jansen, taal- en communicatiewetenschapper. Welkom alvast Carel, fijn dat je er bent. Jij hebt forse kritiek op B1, daar gaan we zo dadelijk
op in. Maar voordat ik met jou in gesprek ga, ga ik onze tweede gast erbij halen. Dat is Haas de Groot van de Stichting Lezen en Schrijven. En Haas is er vandaag online bij. Ik ga even kijken, Haas, goedemorgen, welkom. Fijn dat je erbij bent, Haas. Jij bent van Stichting Lezen en Schrijven. En deze stichting zet zich in voor iedereen die moeite heeft met lezen, schrijven en digitale vaardigheden. Over hoeveel mensen hebben we het dan eigenlijk in Nederland?
Haas:
Daar zijn verschillende cijfers over, maar wij zeggen altijd 2,5 miljoen. Uit andere onderzoeken hebben ze het wel eens over 1,8 miljoen, 12%. Maar dat is omdat ze internationale onderzoeken willen vergelijken en die pakken meestal de beroepsbevolking. Van 6 tot 65 jaar. Terwijl je kan voorstellen dat juist ook oudere mensen, die niet meer werken, die die vaardigheden minder gebruiken, dat daar ook laaggeletterden bij zitten.
Renata:
Zijn dat 2,5 miljoen mensen die moeite hebben met lezen en schrijven? Of is dat een optelsom ook met digitale vaardigheden? Kun je daar iets meer over zeggen, hoe die groep is opgebouwd?
Haas:
Wij hebben het over mensen die dan moeite hebben met de basisvaardigheden. Lezen, schrijven, rekenen en daardoor ook vaak moeite hebben met de digitale vaardigheden.
Renata:
Dat is een behoorlijke groep Haas, dat is ook bijna vanzelfsprekend zou je denken, dat de overheid daar rekening mee moet houden, want de overheid is er tenslotte voor iedereen. Eén van de manieren om dat te doen is aandacht voor taalgebruik. We gaan het vandaag hebben over B1 als standaard. Maar zou jij ons eens willen meenemen in die taalniveaus? Wat is B1 nu eigenlijk? Dan hebben we even de context voor het gesprek van vandaag. En je hebt een korte presentatie daarover voorbereid.
Haas:
Sommige mensen weten er misschien al wat meer van. Maar ik neem jullie even mee, ook voor de mensen die nieuw zijn op die omschrijvingen. En als het goed is gaat een collega van Renata een PowerPoint aanzetten. Ja, dank je wel. Je mag meteen door naar de eerste dia. Want wat is B1 eigenlijk, waar komt dat vandaan?
We hadden in Nederland al taalniveaus, die werden gehanteerd voor mensen die Nederlands leerden, als vreemde taal hier in Nederland. En in 2001 kwam er een raamwerk, een referentiekader, om de taalniveaus in Europa te vergelijken. Dus bijvoorbeeld: als jij Engels spreekt en jij wil in Engeland gaan werken, is jouw taalniveau dan goed genoeg om daar aan de slag te gaan? Zo kon je alle moderne vreemde talen in Europa vergelijken. Dat is vertaald later naar Nederlands als tweede taal. Want of je Nederlands leert in Frankrijk of hier in Nederland, waar je het moet gebruiken, dat is ook een verschil. Ik wil de dia graag terug. Dat is mijn houvast.
In 2008 is dat vertaald in het Nederlands. Het is dus eigenlijk een raamwerk voor moderne, vreemde talen. Die afkorting erachter wordt vaak gehanteerd. ERK-niveau of CEF-niveau. Dan hebben we het over deze niveaus. Wat daar nieuw bijkwam in 2010 is het referentiekader taal en rekenen. Dat zijn eigenlijk de doorlopende leerlijnen voor het gewone onderwijs in Nederland. Welk niveau voor taal moet je hebben op de basisschool, in het voortgezet onderwijs, mbo en verder.
En dat heb ik in een overzichtje op de volgende dia. Hier zie je die niveaus bij elkaar. Voor moderne vreemde talen en voor Nederlands als tweede taal hebben we die niveaus A1, A2,
B1 en daar komt dat B1 vandaan. En je ziet ook daaronder staan: A2 is het niveau inburgering. B1 is een hoger niveau, daarmee kun je instromen op bijvoorbeeld een mbo-opleiding, als
je dat niveau hebt in het Nederlands. Daaronder zie je de taalniveaus voor het standaard onderwijs in Nederland. En dan zie je dat A2, voor de inburgering, dat is ongeveer vergelijkbaar met
1F, eind basisschool. Dus je kan je voorstellen, als je dat niveau hebt, dat het dan nog lastig is om je te redden in de samenleving. B1 is dan een niveau hoger en dat is ongeveer 2F, eind
vmbo. En dat, die niveaus, zijn dus vergelijkbaar. Behalve dat B1 eigenlijk gericht is op vreemde talen en 2F-niveau hanteren wij voor Nederlandse Nederlanders, die hier gewoon door het onderwijs heengaan. En dat hanteren wij ook voor 2F, als je daaronder zit is het moeilijk om je te redden in de samenleving. Dus dan noemen we dat laaggeletterd, je kan wel lezen en schrijven, maar net iets te weinig om je goed te redden met brieven van de belasting en dat soort dingen. Mag ik een plaatje verder.
Nu is er een aantal jaar geleden een onderzoek geweest van BureauTaal. De meeste mensen in Nederland, zie je in dit plaatje, die blauwe blokjes, die zitten qua leesvaardigheid op B1. Dat is de grootste groep. Maar de communicatie vanuit overheid en instanties zit vaak op C1. Dus dat is echt een flink stuk hoger, waardoor een hele grote groep moeite heeft om die teksten te begrijpen. Ik vind dat paarse balkje nu wel heel erg hoog, er is de laatste tijd zoveel aandacht voor, ik heb het idee dat dat balkje inmiddels wel wat gedaald is. Dus ik zou BureauTaal willen vragen of ze een nieuw balkje kunnen maken. Dat het wat rechtgetrokken wordt naar de huidige stand van zaken. Dan heb ik daar een voorbeeld bij. Dit is een brief die de gemeente bijvoorbeeld stuurt naar een inwoner. U ontvangt via Werkzaak een uitkering voor de algemene kosten van het bestaan op grond van de Participatiewet (PW). Die eerste zin is al lastig, maar daarna gaat het ook nog over artikel 9 PW en 18 PW van toepassing. Dus als ik niet zo goed kan lezen dan kan ik misschien die teksten wel verklanken, maar heb ik geen idee waar het over gaat. Het is fijner als je dat dan schrijft op een niveau, zodat het ook voor mensen die B1 beheersen duidelijk is. Dus de volgende dia, zo kan het ook. U krijgt een uitkering via Werkzaak. Vaak moet u daarvoor werk zoeken, of iets anders doen. U hoeft dat niet te doen, tot 31 januari 2023. Is het B1? Het is in ieder geval duidelijker en ik noem het graag: “gewone mensen taal”. Dit is zoals ik praat dus dan kan ik het beter ook zo opschrijven. Soms zeggen mensen dan: ja, maar dat is een brief en als het om formele juridische dingen gaat dan kan dat niet. Dat kan wel, dat is het volgende voorbeeld. Zelfs de grondwet is ooit hertaald in eenvoudig Nederlands. En dat is met juristen gedaan, dus er is echt serieus naar gekeken van: staat daar nog wel wat er moet staan. Artikel 1 bijvoorbeeld: Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging enz. is niet toegestaan. En de hertaling is dan, even met een kopje, dat is ook fijn: we behandelen iedereen op dezelfde manier. In Nederland behandelen we iedereen op dezelfde manier. Natuurlijk alleen als de situaties hetzelfde zijn, of heel veel op elkaar lijken. Discriminatie mag niet. Zo zie je dat zo’n tekst, de eerste tekst is echt lastig om te begrijpen. En ook voor mensen die wel C1 beheersen is het fijner en werkt het sneller en wordt het meer gewaardeerd als je die taal in “gewone mensen taal” neerzet. Volgens mij heb ik nog één dia hier achteraan. Want we hebben het nu over taal, maar als je je communicatie aan wil passen gaat het niet alleen over taal, maar ook bijvoorbeeld over, we hebben de verkiezingskrant bij Lezen en Schrijven uitgebracht, zodat die toegankelijk is. En dan werk je ook met afbeeldingen. Iedereen ziet dat rode potloodje en die stip die je moet kleuren en dan denk je: oh ja, dat gaat over de verkiezingen. Het gaat ook om een ander beeld, dat je website bijvoorbeeld duidelijk is. En soms is taal en beeld niet het juiste medium en moet je bijvoorbeeld een filmpje maken. Gemeente Arnhem heeft dat gedaan over de aanpak van laaggeletterdheid, die hebben een heel mooi filmpje. In twee minuten wordt in eenvoudige taal uitgelegd en uitgebeeld, waar de aanpak van laaggeletterdheid over gaat. Dus dat, mijn verhaal over B1. Ik had vijf minuten, ik hoop dat ik mij daaraan gehouden heb. Ik kan ook een uur over taalniveaus praten, korte inleiding.
Renata:
Heel goed Haas, dank je wel, dat is heel fijn om dit even als context te hebben. Ik hoorde jou een term noemen die ik niet kende, daar ga ik jou even naar vragen. Jij noemde: je kunt een tekst
wel verklanken, hoorde ik dat nu goed? Vind ik zo’n mooie term, wil je mij uitleggen wat dat is.
Haas:
Ik ben taaljuf van huis uit. En als je niet zo goed kan lezen kan je misschien wel de letters hardop zeggen. Maar dan betekent het niet dat je ook begrijpt wat er staat. Eén van de ervaringsdeskundigen die wij vaak inzetten zei: ik kan tegenwoordig alles lezen. Dan lees ik een brief en dan kan ik alles hardop lezen, maar ik begrijp niet wat er bedoeld wordt. Dus dat verklanken is echt van de letters een klank maken om het uit te spreken.
Renata:
Dank je wel voor deze toelichting. Voor de kijker: als je een vraag hebt aan Haas, of alvast aan Karel, stel die gerust via de chat. We nemen ze mee, we zien ze voorbij komen. Jij liet net die grafiek zien van BureauTaal, weet je van wanneer die ongeveer is? Dat werd door Cynthia gevraagd.
Haas:
Volgens mij wel tien jaar geleden en iedereen is er veel bewuster mee bezig.
Renata:
Ik hoor Carel hier aan tafel zeggen 2006, dus die is niet meer zo actueel. Maar wel een mooie illustratie tussen hoe mensen lezen en hoe de overheid communiceert.
Haas, wat adviseren jullie vanuit Stichting Lezen en Schrijven over taalniveaus of B1?
Haas:
Het is vooral belangrijk dat het duidelijk is voor degene die het gaat lezen. En hoe je dat noemt maakt mij niet uit, maar richt je op die lezer en bedenk dat de meeste mensen ongeveer dat
taalniveau aankunnen. Vanuit Lezen en Schrijven zitten we daar zelfs nog onder. Want mensen die laaggeletterd zijn die zitten onder dat taalniveau, dus dan wil je taal nog eenvoudiger maken. Zodat het voor iedereen te begrijpen is.
Renata:
En hoe noemen jullie dat dan? Want dat was ook een vraag van een kijker die vooraf is ingestuurd. Heb je het dan over eenvoudige taal, duidelijke taal, zit dat nog gekoppeld aan niveaus of geletterdheid?
Haas:
Jullie noemen de Direct Duidelijk Brigade, prachtig. “Gewone mensen taal” vind ik ook een mooi begrip. Eenvoudige taal, duidelijk.
Renata:
“Gewone mensen taal” vind ik ook fijn. Want het blijft zo wonderlijk dat als we met elkaar praten dat we dat op een hele normale manier doen. En als we het op gaan schrijven het opeens veel moeilijker maken. Dat is toch een heel wonderlijk proces. Daar weet de wetenschapper aan tafel ook vast van alles van. Haas, ik ga even richting Carel, maar je blijft erbij en praat mee in de rest van het gesprek. Heel graag.
Carel, jij bent taal- en communicatiewetenschapper, emeritus hoogleraar van de Rijksuniversiteit Groningen, je hebt ook in Eindhoven en Nijmegen gewerkt als hoogleraar. Ik moet even mijn aantekeningen erbij pakken want je hebt zoveel gedaan. Je bent voorzitter geweest van Onze Taal, je bent voorzitter van het Netwerk Begrijpelijke Overheid en al vanaf het begin af aan betrokken bij Direct Duidelijk, ook lid van de jury voor de Direct Duidelijk prijzen. Dat is een heel rijtje, dus behoorlijk ingevoerd in de materie zullen we maar zeggen. Welkom!
Wat je eigenlijk ziet als organisaties aan de slag gaan met Direct Duidelijk dat het een soort van vertaling wordt naar schrijven op B1-niveau. Dat zie ik althans veel bij bijvoorbeeld gemeenten. Wat vind jij daarvan?
Carel:
Laat ik voorop stellen dat ik een warme voorstander ben van het begrijpelijker maken van informatie. Dat kan via beeld, zoals Haas net in haar laatste plaatje duidelijk maakte. En het kan in een combinatie van beeld en taal en het kan in taal zonder dat daar verder beelden aan te pas hoeven te komen. Het is niet voor niks zo dat ik van meet af aan betrokken ben geweest bij het Netwerk Begrijpelijke Overheid en ik mag misschien wel verklappen dat toen wij dachten: we willen in Nederland een campagne om duidelijke taal te promoten die lijkt op de succesvolle campagne die er al in Vlaanderen bestaat. Hebben we met z’n allen nagedacht over de vraag: hoe moeten we die campagne dan noemen? In Vlaanderen heet die Heerlijk Helder, hele mooie alliteratie, maar in Nederland, vanwege bierproductie, niet zo goed bruikbaar. En toen heb ik zelf het voorstel gedaan om Direct Duidelijk als naam te gebruiken. Dat is gelukkig overgenomen. En ik vertel het, omdat ik hoop hoe het illustreert hoe sterk ik voor het duidelijk communiceren vanuit de overheid en vanuit vergelijkbare organisaties ben. Dat wil ik graag gezegd hebben. Waar ik wel problemen mee heb: om dat te koppelen aan schrijven op B1-niveau. Waarom? Omdat er een aantal bezwaren tegenaan te voeren zijn en dat heb ik ook al een aantal keer gedaan. En niet ik alleen, er zijn collega’s in de wetenschap met name, die dat heel helder steeds naar voren hebben gebracht. In de allereerste plaats en Haas liet dat eigenlijk al heel duidelijk zien, komt die term B1 uit een heel ander domein.
Die term B1 en ook B2 en A1 en A2 en C1 en C2. Dat zijn termen die gebruikt worden en bedoeld zijn, daar is ook veel onderzoek aan vooraf gegaan, veel overleg tussen Europese partners, zijn termen die bedoeld zijn om iemands eigen taalvaardigheid of ik moet eigenlijk zeggen: scala aan taalvaardigheden, een score te geven. Je kunt, als je Frans een beetje beheerst, dan is het denkbaar dat je wat leesvaardigheid betreft voor het Frans op B2-niveau zit en misschien voor spreekvaardigheid op A2 niveau. En andere vaardigheden kunnen weer op andere niveaus zich begeven.
Op een bepaald moment, ongeveer in 2006 is het geweest, is er een tekst- en communicatiebureau in Nederland geweest waar de gedachte is ontstaan dat je misschien wel tekstmoeilijkheid zou kunnen koppelen aan dat setje van zes scores. En in dat bureau, BureauTaal was het, in dat bureau is toen gezegd: nou, je kunt van een bepaalde tekst misschien wel zeggen dat die geschreven is op B1-niveau. En daarmee bedoelen we dan dat die begrijpelijk is voor mensen die op niveau B1 leesvaardigheid hebben. Dan is die automatisch ook, was het idee, begrijpelijk voor mensen op B2 niveau en op C1 en C2 niveau ook. Dat is een interessante gedachte, alleen er is echt werkelijk nooit en dan ook helemaal nooit uitgezocht of dat klopte. Is het zo dat een
tekst waarvan BureauTaal en andere bureaus zeggen, heel veel mensen tegenwoordig zeggen: dat is een tekst op B1-niveau, is dat nu echt zo dat die tekst begrijpelijk is voor mensen die een
leesvaardigheid op niveau B1 of hoger hebben? Dat zou best kunnen, maar het zou ook best kunnen dat het niet klopt. Het is nooit uitgezocht. Dat is één van de kritiekpunten.
Het tweede is dat niemand weet wat B1 eigenlijk inhoudt. Je kunt het heel goed zien, als je naar verschillende bureaus gaat en je legt ze een tekst voor en je zegt: is dit nu een tekst op B1-niveau? Het ene bureau zal dan zeggen: ja, wel, want een tekst van ongeveer veertien woorden zinslengte gemiddeld en er komen geen woorden in voor als parlement en democratie en communicatie. En een ander bureau zal het oordeel zijn, want daar zitten die drie termen in en een tekst op B1-niveau mag gemiddeld maar twaalf woorden per zin hebben. Niemand weet welk van die twee bureaus gelijk heeft, omdat er nooit iets is uitgezocht over wat B1 nu eigenlijk precies betekent.
Renata:
Dus het wordt gebruikt als een standaard en eigenlijk zeg je: het is te weinig een standaard.
Carel:
Het is gewoon leeg eigenlijk. Het is eigenlijk een leeg begrip. Het meest hinderlijk vind ik eigenlijk de bewering: als je op B1-niveau schrijft, dat je tekst dan begrijpelijk is voor tenminste 80% van de Nederlandse bevolking.
Renata:
Daar hebben we ook een grafiekje van, zullen we die er even bijpakken. Het is de helft van de grafiek, die Haas net liet zien denk ik. Daar komt hij aan, ik zie hem nu boven jou in beeld verschijnen. Dan hoop ik ook dat we hem volledig, daar is hij, taalniveau van de bevolking.
Carel:
Die is in 2006 gepubliceerd door BureauTaal, toen hét bureau waar B1 schrijven gepromoot werd, tegenwoordig zijn dat veel meer bureaus zoals ik zei. Het is een hele opmerkelijke grafiek. Eén van de opmerkelijke dingen daarin, als je naar de rechterkant kijkt, dan zie je dat niemand van de Nederlandse bevolking, op C2 niveau kan communiceren. Dus hoelang je ook doorgeleerd hebt, C2 niveau dat haal je nooit. Dat is raar, want als je kijkt naar de oorspronkelijke betekenis van C2, dan is dat het hoogste niveau waarop een ‘near native speaker’, zoals dat dan heet, iemand die een beetje in de buurt komt van een moedertaalspreker, een vreemde taal kan beheersen. Dus ik kan wel als Nederlander het Engels op C2 niveau beheersen als het gaat om leesvaardigheid. Maar er is geen enkele Nederlander die dat in het Nederlands kan. Dat is wel heel vreemd.
Renata:
Daar zie je eigenlijk een mismatch tussen waar deze indeling voor bedoeld is en waarvoor die gebruikt wordt. Ik haal heel even Haas erbij, want ik ben even benieuwd, Haas, hebben jullie inzicht in hoe het actueler zit met die taalniveaus?
Haas:
Wij hebben zulke dingen niet onderzocht, wij richten ons echt op de laaggeletterden. We hebben wel aantallen van mensen die daar onder 2F zeg maar zitten. Ik vind dat C2 ook een wonderlijk verhaal. Ik zeg zelf altijd van: ik beheers C2 als het gaat over taalwetenschappen, want dat is mijn achtergrond. Maar als ik een tekst over natuurkunde lees of scheikundige technologie om maar iets te noemen, dan begrijp ik dat niet op C2.
Renata:
Dat is trouwens meteen een vraag voor jullie allebei, die veel gesteld is door kijkers vooraf. Er zit heel veel aandacht op B1-niveau of zelfs nog lager. Duidelijk schrijven, eenvoudig schrijven, hoe we het ook willen noemen, “gewone mensen taal”. Maar is het ook soms ook oké om juist een moeilijker taalgebruik te hanteren? Hoe kijk jij daar tegenaan Carel?
Carel:
Zeker, zeker, want wat we niet moeten vergeten dat de leesprestaties van een individu, voor een deel samenhangen met zijn leesvaardigheid natuurlijk. Voor een deel samenhangen met complexiteit van de tekst. Maar voor een deel ook hangt dat samen met de intensiteit waarmee iemand zich in wil spannen en in kan spannen in een bepaalde omgeving, om die tekst te
begrijpen. Op het moment dat er een tekst komt die voor jou ontzettend belangrijk is. Bijvoorbeeld omdat je eindelijk je geld terugkrijgt wat je door de toeslagenaffaire kwijtgeraakt bent, dan is de kans dat je die tekst met enig begrip leest een heel stuk groter, dan wanneer er een foldertje binnenkomt van een glasvezelleverancier die zegt: ik heb voor u een interessante aanbieding. Vanzelfsprekend is het zo dat de persoon en de persoonlijke inzet en de vaardigheid van de lezer ook een rol spelen bij de toegankelijkheid van een concrete tekst.
Mag ik toch nog even naar dat grafiekje terug, want er zit iets interessants aan de andere kant van de grafiek, waar Haas het ook even over had? Mogen we het grafiekje nog even terug? Perfect. Kijk, er zijn bureaus, die zeggen: als je naar het grafiekje kijkt dan zie je dat op A1- en A2-niveau alles bij elkaar 5 plus 15 is 20% van de mensen zitten. Dat betekent dat een tekst op B1-niveau toegankelijk is voor iedereen op B1, B2, C1 en C2 niveau. Dat is 100 min 20 is 80%. Daar komt die 80% vandaan. Er is ook een bureau, BureauTaal en andere bureaus ook geloof ik, die zeggen: nou, nee het is niet waar dat dat dan 80% is, je moet er eigenlijk A2 bij optellen. Want als mensen hun best doen, dan kunnen ze eigenlijk wel een niveau hoger. Ik zei net inderdaad, dan zijn mensen tot een betere prestatie in staat, maar of dat nu precies die 15% is. Daar wordt gewoon een slag in de lucht geslagen. En er zijn tegenwoordig ook bureaus die zeggen: als je op B1-niveau schrijft dan is het voor iedereen toegankelijk, ook voor mensen op A1-niveau. Daar kan Haas misschien iets over zeggen.
Haas:
Ik wil eerst even aanhaken op die opmerking over de toeslagenaffaire. Want natuurlijk doe je extra je best, want het is heel belangrijk. Maar het is ook extra belangrijk dat iedereen het begrijpt. Als ik een brief krijg van de belasting en er staat twee kantjes vol tekst en onderaan staat: te verrekenen 140 Euro. En ik begrijp niet of ik het krijg of dat ik het moet betalen, dat is gewoon irritant en niet nodig.
Renata:
En dat is irritant voor iedereen, want ik herken dit heel erg. We hebben daar ook een heel mooi voorbeeld van, die wil ik even laten zien. Dat is een video van een mevrouw, volgens mij een van de ambassadeurs ook van de Stichting Lezen en Schrijven. Voor de campagne: Huh? Wat bedoelt u?, die wordt ook onder andere gebruikt in de gemeente Breda, becommentarieert zij de brief die zij heeft gekregen over vaccineren. We vallen even halverwege de video in. Zij heeft eerst laten zien hoe lang die brief is en daarna vertelt zij in hoeverre zij die wel of niet begrijpt. We gaan even kijken.
Video:
Ik kan wel een paar dingen zeggen wat ik er van vindt. Dit kan ik niet doornemen. Dit is te veel. Ik weet niet waar het over gaat. Dit is te veel. Deze, die heb ik niet gelezen maar hier kan ik wel uithalen dat dit de 1e en dit de 2de spuit is. De achterkant kan ik er wel uithalen omdat je hier een plaatje ziet wat het eigenlijk moet zijn. Dus dan zou ik het eigenlijk een paar keer door moeten lezen. En deze twee bladzijdes, dat is informatie voor jullie. Ik dat dat ik hier moet laten weten of ik medicijnen heb. Want dat moet meestal in het ziekenhuis.
Maar het is eigenlijk zo veel, te veel voor ons. We hebben hier gewoon hulp bij nodig.
Renata:
Dit is een hele goede illustratie denk ik. En ze zegt ook ergens in de video nog van: mensen, we zijn hier nu een jaar mee bezig, had dat nou niet anders gekund? Haas, kun je daar nog iets over zeggen? Het gaat dus blijkbaar niet alleen hoe de tekst geschreven is, maar ook hoeveel het is. Wat is belangrijk?
Haas:
Ik had geen geluid bij het filmpje, maar gelukkig was er ondertiteling. Het is gewoon veel te veel. Zorg dat je begint met waar het over gaat, zet dat bovenaan. En dan 1 A4’tje, waarop
duidelijk staat wat je echt moet doen, wat er moet gebeuren, wat belangrijk is. En desnoods op de achterkant de formele tekst, zodat je compleet bent, als je dat niet kan laten. Maar toegankelijk is niet alleen het taalniveau aanpassen, maar ook de manier waarop je het brengt.
Renata:
Mooi, dank je wel.
Carel, ik wil ook nog even met jou naar een voorbeeld kijken. Daar is het in de tour heel veel over gegaan, het herschrijven of het hertalen alleen is gewoon niet genoeg. Je moet echt kijken of het begrepen wordt. Nu heb jij net voor de KNAW, dat is de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, zeg ik het goed zo, ook een tekst herschreven over vaccinatie. We laten even een screenshot zien van de website waar het over gaat. We zullen de link ook even delen. Kun jij vertellen hoe je dat aangepakt hebt? Jij zegt: B1-niveau als houvast, dat is hem niet. Maar hoe doe jij dat dan?
Carel:
Gelukkig zijn er al heel lang hele bruikbare adviezen voor het Nederlands en ook voor andere talen overigens, als het gaat om het begrijpelijker maken van je taal. Als het gaat om pogingen om “gewone mensen taal” te gaan gebruiken. Ik vind het een prachtige term overigens, waar ik meteen voor ben. En die adviezen, die heb ik natuurlijk zo goed mogelijk geprobeerd op te volgen toen ik de taak kreeg om de tekst, die door medische wetenschappers was geschreven, toegankelijker te maken. Maar het allerbelangrijkste stadium kwam daarna pas. Dat is het stadium waarin ik met mijn concept-herschrijving naar mensen ben gestapt uit de doelgroep zelf. Geen honderden, dat is ook helemaal niet nodig. Het ging om hoe het dan heet: formatieve evaluatie, om die technische term te gebruiken. En dat betekent dat je er op uit bent om zoveel mogelijk input te krijgen om je tekst te verbeteren. Dus ik ben naar mensen met een verschillend opleidingsniveau en een verschillende achtergrond gestapt en ik heb gezegd: wilt u deze tekst eens lezen? En dan is er een hele eenvoudige testmethode, er zijn er meer overigens, dat is de plus-en-min-methode. Ik bemoei mij nergens mee, wilt u alleen plusjes en minnetjes zetten bij passages, delen van die tekst waarvan u denkt: goed gedaan, plusje. Of: niet zo goed gedaan, minnetje. En ze hebben dat allemaal gedaan. En vervolgens heb ik met iedereen individueel een gesprekje gevoerd. Heb ik allemaal opgenomen, uitgeschreven wat voor opmerkingen ze hadden. En die opmerkingen hebben we zo goed mogelijk proberen te verwerken, totdat er een tekst was, die echt wel afweek van mijn eerste concept. En die gewoon veel beter is geworden. Dus dat is eigenlijk mijn aller- aller- allerbelangrijkste boodschap voor vandaag, als ik die nog een keer mag onderstrepen. Test vooral de teksten die je geschreven hebt. Hoe goed je ook je best gedaan hebt, stap naar de doelgroep. En dat hoeven geen 100.000 mensen te zijn, zelfs geen 10.000, maar ga naar mensen uit de doelgroep, leg die tekst voor en kijk hoe ze reageren. Je ogen gaan open, af en toe voor dingen waar je toch langzamerhand, als ik voor mezelf spreek, blind voor geworden bent.
Renata:
Sluit ook mooi aan, we kregen gisteren nog een vraag via Twitter van iemand die zei: zitten de mensen waar het over gaat nu ook aan tafel? Vandaag niet als gast, maar ik hoop dat een aantal mensen ook meekijken. Want het is onwijs belangrijk, zoals jij aangeeft. Haas, voordat we jou er nog even bijhalen. Carel, jij liet ook nog een tabel zien, die hebben we ook nog even in beeld.
Die in die tekst staat. Die grafiek die is moeilijk. Hoe werd dat gezien in de test en hoe ben je daarmee omgegaan?
Carel:
Daar hebben we over getwijfeld eerlijk gezegd, of we die grafiek op zouden nemen. Het is een pleidooi vanuit de KNAW, vanuit de wetenschap, de wetenschappelijke top van Nederland, om je vooral te laten vaccineren. En de mensen die de oorspronkelijke tekst geschreven hadden, die wilden dat ook heel graag illustreren met het effect van vaccineren bij een andere ziekte die Nederland getroffen heeft. Dat was in de jaren vijftig. Dat was polio, oftewel kinderverlamming. Die grafiek hebben we een plaats in de tekst gegeven. We hebben de onderschriften een tikkeltje anders geformuleerd. En vervolgens waren we ontzettend benieuwd hoe mensen op die grafiek zouden reageren. Je ziet hem hier in beeld. Je ziet dat bij de start van het vaccinatieprogramma, in 1957, er een enorme teruggang is gekomen van het aantal mensen dat in Nederland nog polio, kinderverlamming hebben gekregen. Heel overtuigende grafiek, maar je moet hem kunnen lezen, je moet hem wel willen lezen, anders doet die grafiek zijn werk niet. Wat bleek nu in dat onderzoek dat we gedaan hebben? Niet iedereen snapte die grafiek meteen, maar er was echt niemand die daar last van had. Mensen die hem niet snapten sloegen hem over. Ik heb later in elk interview teruggevraagd: wat vond u er nu van? Ik heb hem gewoon overgeslagen, want ik vond hem niet zo belangrijk. En mensen hebben er geen hinder van ondervonden. Terwijl mensen die hem wel snapten echt elke keer zeiden: wat een ontzettend overtuigende grafiek. Dus onze twijfel: moeten we het nu doen, moeten we dit nu niet doen? Daar hebben we uiteindelijk bij gezegd: we doen het wel, vanwege de uitslagen
van die pretest die we gedaan hebben.
Renata:
Dus dan maak je een heel overwogen keuze.
Carel:
Op basis van reacties van andere mensen, namelijk de echte lezers van die tekst. Dan de geleerden bij de KNAW en dan wat ik zelf zou hebben gedaan als herschrijver van die tekst.
Renata:
Haas, jij wil volgens mij ook even reageren op het gesprek.
Haas:
Ja, heel graag. Heel goed om teksten uit te proberen bij de toekomstige lezer. Want daar moet je je op richten. Dat is ook: je noemde net de taalambassadeur, ervaringsdeskundigen. Wij schakelen heel vaak mensen in van Stichting ABC, dat zijn mensen die zelf moeite hadden met lezen en schrijven, maar toch weer op latere leeftijd naar school zijn gegaan of les hebben gevolgd om daar aan te werken. En niemand kan het beter uitleggen, ook in verhalen wat het betekent om daaraan te mogen werken. Maar die mensen worden ook dus ingeschakeld om zulke teksten te testen, een testpanel. Dat is echt prachtig.
Ik had nog één andere opmerking, over de hertaling. Als je je alleen richt op de Nederlandse Nederlander, ik heb ook altijd die NT2’er in mijn hoofd. Ik heb heel lang les gegeven aan anderstaligen. En als ik dan een zin lees van: laten meewegen. Dat is eigenlijk een beetje beeldspraak en dat komt niet altijd over bij mensen van wie het Nederlands geen moedertaal is.
Renate:
Dat is een goed aandachtspunt. NT2, anderstaligen, ik leer ook allerlei nieuwe termen in de tour. Inderdaad beeldspraak is er eentje die we ook al vaker hebben gehoord van ervaringsdeskundigen. Het is trouwens best makkelijk om die in te schakelen. We hebben daar ook ooit een overzichtje van gemaakt van de organisaties die je daarvoor kunt vragen. Die zullen we ook even delen via de chat.
Haas:
Beeldspraak is zelfs ook voor Nederlandstaligen, hier geboren, ouders hier geboren. Als je moeite hebt met lezen en je leest van de hak op de tak. Dan kan je dat verklanken, maar dan duurt het gewoon even, voor er bij je doordringt wat er eigenlijk bedoeld wordt. Terwijl je die uitdrukking best kent.
Carel:
Overigens misschien ter aanvulling op wat Haas nu zegt. Die tekst die je net liet zien, van de KNAW, die is nu ook vertaald in het Engels, het Turks en het Arabisch. En als je weet dat dat gaat gebeuren. En dat wist ik natuurlijk, dan is het natuurlijk wel slim om uit te kijken met de metaforen en de beeldspraak. Maar ik ben er niet bij voorbaat tegen om beeldspraak en metaforen in teksten te gebruiken die voor een breed publiek bedoeld zijn. Als dat een publiek is dat het Nederlands goed beheerst dan kun je dat met een gerust hart doen. De problemen komen eraan, precies zoals Haas zegt, op het ogenblik dat die teksten gelezen moeten worden, begrepen moeten worden, door mensen die Nederlands als een tweede taal geleerd hebben.
Renata:
Dus eigenlijk is de kern van de kritiek: B1 is een soort van keurslijf en dat garandeert niet dat jouw tekst begrepen wordt en daarvoor moet je aan de slag. Nu zullen de mensen zeggen, we hebben het heel vaak gezegd in de tour: je moet testen, je moet het samen met de mensen voor wie het is ontwikkelen. Maar dat kost best veel tijd en ik ken het gemiddelde communicatieteam bij bijvoorbeeld een gemeente, die heeft het knetterdruk. Hoe kijk je daar tegenaan? Als je nu niet de tijd hebt om dat te doen, wat is dan een tip? Want die zijn misschien blij met dat B1 als houvast, dan heb je in ieder geval iets gedaan.
Carel:
Ik vind toch dat ze het moeten testen en dat hoeft helemaal niet veel tijd te kosten. Zo’n plus- en-min-methode bijvoorbeeld, zo’n formatieve evaluatiemethode. Daarvan is de gouden regel:
ga nu door, totdat je geen nieuwe informatie meer krijgt. En dat kan al na tien gesprekken het geval zijn. Als jouw gesprekspartner acht, negen en tien, steeds dezelfde commentaren hebben
of misschien wel helemaal geen commentaar meer hebben. Dan heb je nog geen 100% garantie, maar is de kans behoorlijk groot dat je tekst aan de maat is voor de doelgroep waaruit jouw gesprekspartners zijn gekomen. Dus het hoeft helemaal niet veel tijd te kosten. En je ziet ook hoe link het is als je te lang wacht met testen. Want ik heb wel eens te doen met communicatiemedewerkers. Die zitten vaak helemaal aan het eind van de rit. Er wordt iets heel slims bedacht door beleidsmakers, door bestuurders. En aan het eind wordt gezegd tegen de mensen van communicatie: maken jullie er maar iets begrijpelijks van. Die hebben dan heel weinig tijd nog en denken: ja, testen zou leuk zijn, maar daar kom ik niet meer aan toe. Het effect zag je niet zo lang geleden, minister Ollongren, die nu wegens andere zaken in het nieuws is zoals we allemaal weten, kwam uitleggen dat de instructie voor ouderen om per brief te stemmen eigenlijk heel begrijpelijk was. Kijk maar, hier is de instructie, volgens mij is het heel begrijpelijk, volgens u ook misschien? En dat was een goed-opgeleide journalist. Dat ik denk: ja, hallo, dat is niet de manier waarop je begrijpelijkheid moet testen. En toen bleek ook dat ze het wel getest hadden, maar in een veel te laat stadium, toen al die stembiljetten al gedrukt waren. Als je op dat moment nog gaat testen dan ben echt te laat. Ik zal eigenlijk niet alleen de communicatiemedewerkers, maar vooral misschien de bestuurders en de politici en de mensen die verantwoordelijk zijn voor wat er uiteindelijk naar buiten gaat, op het hart willen drukken: begin nu op tijd met testen, want je krijgt de groots mogelijke ongelukken als je daar te lang mee wacht.
Renata:
Nu hebben we ook wel gasten gehad die zeiden: we beginnen eerst met herschrijven naar B1-niveau, want dan hebben we al een flinke slag gemaakt en daarna gaan we.. [Carel]
Carel:
Ik weet niet wat dat is. “Gewone mensen taal”…
Renata:
Ja, je weet niet wat dat is, dat is de kern van jouw kritiek.
Haas:
Daar kun je een cursus voor volgen.
(gelach)
Carel:
Ik wil niet opscheppen, maar ik heb een aantal van die cursussen gegeven, dus ik weet ongeveer wel wat het betekent om “gewone mensen taal” te gaan produceren. Maar noem het geen B1 en praat niet over die 80 en over die 95%. Dat zijn gewoon slagen in de lucht.
Ranata:
En toch kunnen we er niet omheen dat het een soort houvast is geworden. Het staat in ieder geval op de agenda bij de overheid. Wat zou het alternatief zijn?
Carel:
Kijk naar Vlaanderen, dat heb ik net al gezegd. Dat is sowieso soms de moeite waard om dat te doen. Daar hebben ze een succesvolle campagne, Heerlijk Helder heet die, zoals ik daarstraks zei. Nota bene gestart vanuit een radioprogramma, waar mensen konden inbellen wat voor overheidsteksten ze nu weer hadden moeten lezen. In Vlaanderen is het begrip B1 totaal onbekend. Behalve bij een paar collega’s die weleens gehoord hebben dat er in Nederland gebruik van wordt gemaakt. Ik heb nog nooit gehoord dat er in Vlaanderen wie dan ook problemen mee heeft gehad dat briefniveau B1 als naam onbekend is. Daar praten ze over Heerlijk Helder en daar praten ze over “gewone mensen taal”.
Renata:
Maar je zou ook kunnen zeggen dat is ook voor interpretatie vatbaar. Wanneer vind je het dan Heerlijk Helder of wanneer vind je het Direct Duidelijk.
Carel:
Zeker, nou gelukkig zijn er tegenwoordig tools, waarmee je kunt nagaan hoe begrijpelijk jouw tekst is voor een bepaald publiek. Jammer genoeg zijn de meeste van die tools niet goed. Daar is echt hartstikke veel onderzoek naar gedaan en die tools spreken elkaar tegen als het gaat om de uitslagen. En ze wijken ook flink af, die uitslagen, van wat je ziet als je mensen echt teksten laat lezen. Maar er is een nieuwe tool, er is veel in geïnvesteerd. Mankracht, financiën, door het Cito, door de Taalunie, door de Universiteit Utrecht, door de Universiteit Nijmegen. Die tool die heet Lint, die komt binnenkort beschikbaar. De gebruikersinterface wordt nu getest. Ik zou zeggen: gebruik die tool. En die tool die laat jou zien, of een tekst die jij geschreven hebt, wat woordkeus en zinslengte betreft, zo ongeveer in de buurt zit van wat er in de Margriet voor teksten verschijnen of in de buurt zit van wat er in wetenschappelijke tijdschriften aan teksten verschijnt. En dat is een instrument waar je wel plezier van gaat hebben.
Haas:
Ik wil heel graag even wat aanvullen. Allerlei tools prachtig, die bieden houvast. Zijn de zinnen niet te lang? Zijn de woorden niet te moeilijk? Maar je moet wel zelf na blijven denken. Als ik bijvoorbeeld een tekst schrijf en er staat consultatiebureau in, dat is een heel ingewikkeld woord. Dan zeggen ze: mag niet, is niet B1. Maar als ik een tekst schrijf voor jonge ouders is het ook een heel belangrijk woord. Dus ga ik het toch gebruiken en dan eventueel uitleggen wat daar mee bedoeld wordt. Welke tool je ook inzet en ik ben heel benieuwd naar Lint, ik heb het nog niet in mogen zien. Welke tool je ook gebruikt, het is wel houvast voor de mensen die niet zo’n taalachtergrond hebben als Carel en ik, maar die wel zulke teksten willen schrijven.
Renata:
Haas, zou je dan zeggen van, we willen ook niet zeggen: gebruik die tools niet. Die tools als een soort begin? Dan heb je even een gevoel van hoe moeilijk een tekst is, maar je moet altijd nog even die stap verder kijken.
Haas:
Nou ja, bijvoorbeeld Klinkende Taal, dat is ook zo’n instrument. Je typt een tekst en dan zegt ie in de kantlijn: die zinnen zijn te lang, die woorden ken ik niet. Dan word je even scherp: oh ja, die zin kan ik in twee stukken breken, dat woord is te moeilijk, maar dat wil ik wel begrijpen dus dat moet ik even uitleggen. Alsof er iemand naast je zit die met je meedenkt en zegt: ‘hé Haas, die zin is te lang, knip hem even’ op. Het is echt een houvast om te zorgen dat je teksten voor meer mensen begrijpelijk zijn.
Renata:
Als we het over te lang hebben. Dat is ook een vraag van Linda, Carel. Is er ook wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de lengte van teksten en welke rol die spelen in hoe goed mensen teksten begrijpen of niet?
Carel:
Ik kan nu niet meteen de wetenschappelijke artikelen noemen waarin dat is nagegaan, maar daar is vast en zeker onderzoek. En ik durf ook wel te voorspellen dat uit dat onderzoek gekomen
moet zijn dat tekstlengte een probleem is. Dus tekstlengte is een van de factoren die bepalend zijn voor het succes wat je met de tekst hebt. Die mevrouw uit Breda, die we daarnet in mooi Brabants zagen worstelen met informatie die ze gekregen had over vaccinatie. Haar aller-, aller-, allereerste en misschien wel meest belangrijke probleem was dat het veel te veel informatie was. Dat ze door de bomen het bos niet meer zag. Het is echt een ongelooflijk lange brief inderdaad.
Haas:
Daar is wel betrouwbare informatie over terug te vinden, bijvoorbeeld op de website van de Taalunie, daar is een voorbeeldenbank en daar kun je bij de taalniveaus kijken wat voor teksten daarbij passen. Dan heb je ook een richtlijn van: ik schrijf op A2 of B1, of voor mensen die B1 beheersen. Wat ongeveer de zinslengte is, of het ongeveer een geschikte tekstlengte is.
Renata:
Een andere vraag, wat je veel ziet is dat verschillende organisaties ook aan het experimenteren zijn met beeldcommunicatie. Zeggen: we gaan onze teksten, zeker voor die laaggeletterde groep, meer ondersteunen met beeld. Ik ga eerst even naar Haas: hebben jullie daar ervaring mee bij Lezen en Schrijven? Wat is jullie advies daarin?
Haas:
Beeld kan heel erg ondersteunend zijn, maar dan moet het wel een plaatje of een afbeelding zijn die ondersteunend is voor de tekst en niet voor de lol erbij geplakt.
Renata:
Dus niet het opleuken, maar het echt uitleggen.
Haas:
Ja, ja en je moet er ook over nadenken. Bijvoorbeeld symbolen. Als je een symbool doet van een huis, hebben wij heel vaak het idee van: dan heb je een hokje met een dakje erop. Zo zien onze huizen eruit. Als je uit een ander land komt en je ziet dat plaatje heel sec weggeknipt en alleen nog maar lijnen, dan herken je dat niet als een huis. Dus dan is een foto misschien geschikter.
Renata:
Dus ook daar weer toetsen eigenlijk?
Carel:
Mag ik daar nog iets over zeggen? Ik vind het heel leuk dat Haas begint over foto’s. Er is onderzoek gedaan, de laatste vijftien jaar al zo’n beetje, naar de mogelijkheid om fotoverhalen te gebruiken in met name communicatie over gezondheid. En dan met name communicatie met mensen die laaggeletterd zijn. En wat je ziet is dat er dan een verhaal wordt verteld, een klein boekje. Met daarin allemaal foto’s van acteurs die van alles meemaken samen. En de boodschap die dan eigenlijk verpakt is in zo’n verhaaltje is dan bijvoorbeeld: kijk nou uit dat je geen diabetes oploopt en de volgende maatregelen zijn daarvoor handig. En zo’n boekje heet dan niet: hoe kunt u diabetes voorkomen, nee, de titel van zo’n boekje is: “zoete verleiding’. En dan zie je op de foto op de voorkant een man en een vrouw die aan het dansen zijn en een andere man die door het venster kijkt en heel jaloers lijkt. En dan denk je: oh, dit is een leuk boekje, want dit gaat over jaloezie en liefde en wie weet een beetje seks. En ergens halverwege het boekje gaat iemand ook bijna dood. Dat zijn precies de ingrediënten van een verhaal dat wij allemaal leuk vinden om te lezen. Over de hele wereld. Dus ik zou zeggen: gebruik foto’s, dat blijkt echt, daar heb ik onderzoek naar gedaan, dat blijkt echt met name de aantrekkelijkheid van die boodschap enorm te vergroten. En gebruik verhalen. Een verhaal is ook een heel erg krachtig middel, blijkt uit veel onderzoek om boodschappen, met name die gericht zijn op overtuigen, voor het voetlicht te krijgen.
Haas:
Mag ik daar nog even op aanvullen, want die foto’s inderdaad, heel verhelderend. Wij hebben ook zulke foto’s langs zien komen over gezondheidszorg en mensen laten meekijken en die zeiden: waarom heeft die meneer een gele koffer? Dat was ons helemaal niet opgevallen, dat hij een koffer bij zich had. We wilden het plaatje een beetje leuk aankleden. Dan merk je dus dat je de foto heel rustig moet houden. Dus niet te veel dingen erbij plakken omdat het er leuk uitziet. Maar bijvoorbeeld als het om een hand gaat alleen die hand in beeld. Maar bijvoorbeeld als het om een hand gaat alleen die hand in beeld.
Renata:
Goede aanvulling, we hebben een aflevering gemaakt over beeldcommunicatie en daar was onder andere de gemeente Rotterdam te gast die beeldbrieven heeft gemaakt over bijvoorbeeld het verlengen van je paspoort. En daar inderdaad wat over verteld hebben, waarom er niet gekozen is voor iconen, maar wel voor foto’s en dat die foto’s ook aan bepaalde normen moeten voldoen. Dus dat lijkt mij een hele mooie aanvulling. We vliegen door de tijd, stel nog even je laatste vragen via de chat, die mogelijkheid is er nu. Ik wil toch nog even de gewetensvraag stellen aan jullie allebei. Marieke vraagt: is het nu heel erg als we het B1 noemen, als we daarmee de aandacht krijgen in de organisatie?
Carel:
Dat is een gewetensvraag, er zijn ergere dingen in de wereld natuurlijk. Het allerbelangrijkste, daarom ben ik er ook mee begonnen, is dat organisaties proberen de communicatie met mensen buiten de organisatie zo begrijpelijk mogelijk te maken. En ja, het zou me een lief ding waard zijn als dat dan niet B1 heette, maar als er echt behoorlijk gevalideerde tools zouden worden gebruikt om te kijken of de tekst begrijpelijk is. Er komt er dus 1 aan binnenkort. En als er maar geen claims worden gedaan als: beste wethouder, we hebben nu op B1-niveau geschreven. Nu weten we zeker dat 95% van de mensen in Waddinxveen deze tekst begrijpt. Dat is gewoon niet waar te maken. Maar als je B1, het zijn ook maar 2 lettergrepen, dat spreekt makkelijk uit natuurlijk, als je niet zonder kunt, doe het dan in ieder geval in het besef wat ik er net allemaal over opgemerkt heb.
Renata:
En jij Haas?
Haas:
Het maakt mij niet uit, ik ben wel gecharmeerd van B1 omdat het wel helder is. Ik zag vooraf op LinkedIn of Twitter nog een reactie van iemand die zei: ja maar, het gaat om het Nederlands, waarom doen we niet de F-niveaus die ik liet zien. Dus je zou ook kunnen zeggen: we schrijven onder 1F, of onder 2F, of op dat niveau. Ik ben zelf wel gecharmeerd van het B1, omdat je in je achterhoofd houdt dat het niet alleen Nederlandse Nederlanders, hier geboren zijn, maar ook mensen met een migratieachtergrond die ook de taal moeten kunnen begrijpen.
Renata:
Dank je wel, we gaan langzamerhand richting de afronding. Wat ik vandaag heb gehoord is eigenlijk dat een taalniveau een begin is om te kijken hoe ingewikkeld je communiceert, maar dat taalniveau nog wel iets anders is dan begrijpelijkheid. En dat je voor begrijpelijkheid toch echt in gesprek moet met degene voor wie je het doet. Ik vind het heel interessant, ik moet heel eerlijk zeggen dat dit voor mij tijdens de tour een soort nieuwe discussie was. Dus dat zal voor veel kijkers gelden denk ik. Carel, wat zou jij nog als gouden tip mee willen geven aan de kijker.
Carel:
Ik heb er drie: test, test en test.
Renata:
Test, test en test. En jij Haas, wat zou jij mee willen geven?
Haas:
Ik sluit mij heel graag aan bij jullie tip van de week: spreek de taal van de gebruiker. Want als jij een groep studenten toespreekt of toeschrijft, dan heb je soms die moeilijke woorden ook nodig, want daar gaat het over in het vak. Maar kijk vooral wie jouw tekst moet lezen en zorg dat het voor die mensen duidelijk is.
Voice-over:
Leuk dat je luisterde naar de Direct Duidelijk Tour podcast! Vond je het een interessante aflevering? Deel dit dan vooral met je collega’s of netwerk. Wil je meer weten over de Direct Duidelijk Tour? Check dan alles over de webinars, het boek én de podcast op: gebruikercentraal.nl/directduidelijktour.
Tot de volgende keer!