‘Mens en technologie zijn geen gescheiden werelden’
Geschreven door Esmeralde Marsman
In gesprek met Hidde Kamst, adviseur Digitale Innovatie & Smart City bij de gemeente Den Haag, kwam aan bod dat wij als mensen problemen vaak willen oplossen met behulp van technologie. Daarover praten we door met zijn oud-docente aan de Universiteit van Twente, Lissa Roberts. Waarom laten wij ons denken en doen zo vaak leiden door technologie? En wat betekent dat voor de slimme stad?
Lissa Roberts is professor Geschiedenis van de Wetenschap en Technologie aan de Universiteit van Twente. Ze is onlangs met pensioen gegaan, maar nog steeds actief als hoofdredacteur van het tijdschrift History of Science.
Wat is jouw visie als historicus op onze relatie met technologie?
“Onze relatie met technologie is verweven met wie wij zijn. Als je om je heen kijkt, dan zijn de kleren die je aanhebt, de stoel waar je op zit, de gieter waarmee je je planten water geeft, allemaal gemaakt met technologie.
Als mensen hebben we het vaak over statische categorieën als ‘mens en technologie’ of ‘overheid en publiek’. Dat maakt het voor ons makkelijker om naar iets te kijken, maar dit doet geen recht aan de complexiteit van ons ineengevlochten bestaan.
Het eerste principe van geschiedenis is namelijk verandering. Wij evolueren voortdurend, maar nooit los van de wereld om ons heen. Alles is in meer of mindere mate met elkaar verbonden. Om hier recht aan te doen moet je mens en technologie ook niet los zien van elkaar.”
Hoe droeg jouw onderzoek bij aan deze kennis over technologie?
“Ik heb veel gepubliceerd over de wereld van scheikunde. In mijn onderzoek naar hoe chemici de wereld om zich heen onderzochten leerde ik dat een fundamentele kanteling plaatsvond tijdens de tweede helft van de 18e eeuw.
Voorheen bepaalden chemici met hun zintuigen als instrumenten de uitkomsten van hun onderzoek door bijvoorbeeld iets te ruiken of voelen. Zo was het mogelijk om kwalitatieve veranderingen, van bijvoorbeeld een stof, vast te leggen. Andere instrumenten waren hulpmiddelen. Tegen het einde van de 18e eeuw werd de relatie tussen de zintuigelijke ervaring en instrumenten op zijn kop gezet. Een cijfer op een instrument werd gezien als objectief en betrouwbaar. Wat meet je bijvoorbeeld op een weegschaal? Dat bepaalt de waarheid.
De overstap van kwalitatieve naar kwantitatieve methoden als bron van de waarheid is historisch gezien best belangrijk en interessant. Het zeg iets over hoe wij in het werk staan. We vertrouwen nu meer op instrumenten dan op onze eigen waarnemingen.”
Wat betekent deze kanteling voor ons?
“Het is alsof wij onderdanig zijn aan de instrumenten die we gebruiken. Dat zie je ook terug in de uitspraak ‘meten is weten’. Technologie is een beslissende factor geworden.Maar we moeten onszelf wel vragen blijven stellen als: waar komen deze instrumenten vandaan? Wie is de maker? Wie is de eigenaar? Wie mag beslissen of het meetsysteem dat je gebruikt het juiste is? Kortom, we moeten kritisch blijven op technologie.
Wat ik nog meer leerde, is dat het niet alleen om het individu en het instrument gaat, maar ook om de omgeving waarin de denkwijze over technologie zich ontwikkelt. Op hetzelfde moment van de kanteling werd binnen de scheikunde ook het metrisch stelsel geïntroduceerd. De ontwikkeling van beide zijn verstrengeld met die van de Franse Revolutie. Veranderingen staan dus nooit alleen, maar gaan gepaard met andere ontwikkelingen. Ze versterken elkaar.
De realiteit is complex. Dat gaf ik mijn studenten ook altijd mee. Alles is al eeuwenlang met elkaar verbonden: het sociale, het fysieke en het technologische in onze wereld. Als je dus naar de slimme stad kijkt, kun je niet praten over techniek en mensen. Het zijn geen gescheiden werelden.”
Hoe kunnen we dan nieuwe technologie minder centraal zetten in de slimme stad?
“Als mensen beginnen vanuit het ideaal om een probleem op te lossen met technologie, dan worden we door technologie geleid. We lopen daar dan als samenleving achteraan, want technologische ontwikkelingen vinden altijd plaats in bredere ketens van ontwikkelingen en gevolgen. Denk aan de chips en batterijen die nodig zijn voor onze computers, mobiele telefoons, en elektrische auto’s. Waar komen de nodige bronnen om ze te produceren vandaan? Waar zijn ze geproduceerd? Wat zijn de arbeidsomstandigheden in de mijnen en fabrieken die erbij betrokken zijn? Wat zijn de milieukosten? De kosten met betrekking tot internationale politieke en economische betrekkingen?
Ik noem 2 manieren hoe we hiermee om kunnen gaan door anders te kijken:
- Onze maatschappij is geobsedeerd door innovatie. Maar wat betekent het om nieuw te zijn? Het komt heel weinig voor dat iets echt helemaal nieuw is. Er is altijd iets van een overlap. Er zitten componenten in het nieuwe die niet nieuw zijn. Ook hoe je ermee omgaat is niet helemaal nieuw. Nieuw wordt verworven in een groter systeem waarin veel oude dingen en processen blijven. Denk aan jouw eigen leven en hoe jouw dagelijkse routine het oude en vertrouwde met het nieuwe combineert. Het nieuwe zal altijd worden ingebed in een systeem dat grotendeels werkt vanuit continuïteit. Als wij alleen focussen op innovatie, bestaat het gevaar dat wij de rest van het systeem verwaarlozen.
En door te denken in oud en nieuw vervallen we weer in het denken in categorieën. Maar zo is het leven niet. Continuïteit en verandering zijn kenmerkend voor het leven en wisselen elkaar voortdurend af. Technologie moet je ook niet alleen zien als vooruitgang, maar als iets wat wij hebben, wat wij doen. Ik spreek bewust in woorden als ‘hebben’ en ‘doen’, zodat je beter voelt dat alles actief is. Door je hier bewust van te zijn, leer je ook anders kijken naar en spreken over nieuwe technologie. - Wij zitten niet in een eigen bubbel. Er is een veel grotere wereld. We zijn niet ‘alleen’. Te vaak kijken mensen naar nieuwe technieken als: ‘Kijk eens wat we kunnen doen. Dit is zo’n vooruitgang. We kunnen alles zoveel makkelijker maken.’ Maar voor wie is het makkelijker? Voor de mensen in de mijnen, de kinderen die lithium moeten opgraven voor onze mobiele telefoons? We moeten om ons heen kijken voor we bepaalde technologie als de heilige graal zien voor een ‘probleem’. Want ook ten aanzien van dat laatste: voor wie is het een probleem?
Dit lijkt allemaal ingewikkeld, maar ingewikkeld hoeft niet onbestuurbaar te zijn. Deze 2 manieren van kijken zijn een soort van uitnodiging om om je heen te kijken. En niet te vergeten dat je niet alleen bent. Alles is en blijft in beweging en hangt met elkaar samen, ook in de slimme stad. Of zoals Newton al schreef: iedere actie heeft een reactie. Mijn advies is: blijf zoeken naar welke reactie.”
Heb je nog meer tips voor ons?
“Elke keer dat je iets digitaliseert moet je je afvragen: waarom doe je dat? En voor wie? Wat betekent digitaliseren in de praktijk? Iemand moet de data invoeren en het beheren, energie moet opgewekt worden. Misschien maak je het efficiënt op lokaal niveau, maar is dat op een ander niveau ook zo?
Het is belangrijk nuchter te blijven door tijdens de ontwikkeling te bedenken voor wie we het doen, en wie de voordelen en wie de nadelen krijgt. En we moeten vooral ook niet vergeten terug te blikken, want alle technologie heeft impact die tijdens de ontwikkeling niet werd voorzien. We moeten weg van de mythe van de lineaire vooruitgang en technologie zien voor wat het is.”