De e-over­heid is dood, leve de e-over­heid

Geschreven door Willem Pieterson

Het belang van ICT in de maatschappij neemt nog steeds toe, waarmee de overheid steeds meer opschuift naar een e-overheid. In hoeverre zijn overheid en politiek daar eigenlijk klaar voor?

Technologie verandert sneller en sneller. Dit geldt niet alleen voor de ruwe processorkracht van computers die, volgens de wet van Moore, nog steeds elke ~18 maanden verdubbelt, het geldt ook voor de adoptie van technologieën zelf. Waar het de telefoon nog meer dan vijftig jaar kostte om 50 procent van de populatie te bereiken, deden smartphones daar nog maar een jaar of acht over.

Deze technologische revolutie heeft uiteraard zijn weerslag op de maatschappij. Door het internet is de wereld kleiner geworden en door mobiele telefoons zijn mensen steeds flexibeler en mobieler geworden. Trends en hypes volgen elkaar ook steeds sneller op. We hoppen inmiddels van Facebook naar Instagram naar Snapchat naar Vine. Jongere generaties werkenden hebben geen trek meer in een 9-5 kantoorbaan, maar willen werken wanneer ze willen en waar ze willen. Onderwijs zonder iPad of andere tablets is inmiddels ondenkbaar, IoT (Internet of Things) ontwikkelingen faciliteren smart cities en de robotrevolutie zal fundamentele gevolgen hebben voor zo’n beetje elk aspect van onze maatschappij.

Wetgever en uitvoerder

Natuurlijk wordt hier ook de overheid door geraakt. Dit speelt volgens mij op twee vlakken. De eerste is de overheid als wetgever. In een wereld waar vijftig jaar zit tussen het verschijnen van een technologie en de (massale) adoptie ervan, is het geen probleem dat de doorlooptijd van een wetsvoorstel meer dan een jaar is. Op het moment dat tussen verschijning en adoptie een paar jaar, en wellicht in de toekomst een paar maanden zit, wordt het wel een probleem. Meer belangrijk is het politieke proces daaromheen. Tot nu toe staan thema’s als ICT, technologie en de e-overheid niet op de agenda van de politieke partijen. Als de politieke partijen geen ideeën hebben over technologie, hoe moeten technologische ontwikkelingen dan snel en daadkrachtig in nieuwe wetgeving vertaald worden?

Het tweede vlak betreft de overheid als uitvoerder. De overheid mikt nog steeds (in het programma Digitaal 2017) op een verdergaande digitalisering van de dienstverlening. Aandacht voor bredere en nieuwere thema’s is er nauwelijks. Denk aan big data, cloud, Internet of Things, artificial intelligence, augmented en virtual reality, robotics, et cetera. Ik heb al eerder het gebrek aan visie op de elektronische overheid bekritiseerd en die kritiek gaat verder dan alleen de e-overheid. De overheid houdt nauwelijks rekening met wat er nu al op ons afkomt. Om een voorbeeld te geven. De eerste zelfrijdende auto’s worden omstreeks 2020 op de weg verwacht. Dit schept allerlei vragen. Moeten er aparte rijstroken komen voor zelfrijdende auto’s, met kortere afstanden tussen voertuigen en hogere snelheden? Wat betekent dit voor monitoring van het verkeer? Moeten we niet nu al rekening houden met dit soort zaken in de planning en uitbreiding van het wegennet? Volgens Rijkswaterstaat in ieder geval niet. De verbreding van de A1 in het oosten van het land (waar ik vandaan kom) staat in de steigers en moet in 2028 (!) afgerond zijn. Met een beetje geluk zitten we in 2028 in een hyperloop van Enschede naar Amsterdam (wishful thinking).

Begrijp me niet verkeerd: er loopt in Nederland ontzettend veel talent rond en ook binnen de overheid zijn enorm veel mensen met ontzettend goede ideeën en ambities. Zie bijvoorbeeld de recente proef met de zelfrijdende bus rond Schiphol. Tegelijkertijd zijn overheden notoir slecht in het analyseren van de buitenwereld en het vertalen van wat er buiten gebeurt in consequenties voor de eigen organisatie en beleidsuitvoering. Dit geldt ook voor de interne organisatie. Willen jongere generaties nog wel werken voor starre hiërarchische overheidsorganisaties? En kunnen die logge organisaties zelf wel mee veranderen? Hoe moet eigenlijk de overheid er over tien jaar uitzien?

E-overheid is overal

De greep van de technologie op de samenleving wordt alleen maar groter en dat geldt ook voor het functioneren van de overheid. De e-overheid is niet langer een zaak van een mooie kleurige website, maar de elektronische overheid is inmiddels overal. Nagenoeg alle facetten van de overheid hebben een ICT-component. De vraag is hiermee of we nog wel moeten en kunnen spreken van een e-overheid. In mijn optiek suggereert het concept e-overheid een soort scheiding tussen ‘e-overheid’ en ‘overheid’ die er eigenlijk niet hoort te zijn.

Tegelijkertijd neemt het belang van ICT in de maatschappij nog steeds toe en zou de overheid er goed aan doen om meer de blik naar buiten te richten en zich te herbezinnen op de rol van de overheid in de maatschappij, hoe die overheid dan moet functioneren en met de burger gaat communiceren. ICT is hierin niet de enige factor. Er zal altijd een menselijke, persoonlijke, component nodig zijn, maar ICT wordt nog wel veel belangrijker dan het nu is. Daarom zou je kunnen stellen: de o-overheid wordt steeds meer een e-overheid. Maar de overheid moet wel anders en beter met die e-overheid omgaan. Misschien is een minister van de Toekomst, zoals ze die in Zweden kennen, helemaal geen verkeerd idee. Een minister die vooral de blik naar buiten gericht heeft en zich buigt over de grote strategische vragen rondom technologie, innovatie, samenleving en positie van de overheid en die de overheid in staat stelt veel sneller en adequater te reageren op veranderingen. In ieder geval vraagt de huidige stand van zaken in de maatschappij om meer aandacht voor de e-overheid dan ze nu binnen de politiek krijgt. De e-overheid is dood, leve de e-overheid.