Als je collega iets heel anders denkt bij het woord ‘ontsluiting’
Gebruiker Centraal heeft het spel Zeg dat dan! ontwikkeld, een taalvariant op het bekende spel 30 Seconds. Het idee hiervoor kwam van de Taalbrigade van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Om jargon te bestrijden wordt daar al een tijdje een eigen variant op 30 Seconds gebruikt. Taalbrigadier Ferry Piekart vertelt wat het spel op zijn ministerie los heeft gemaakt.
“Een nieuwe collega hoorde het woord ‘ontsluiten’. Hij had geen idee wat we daarmee bedoelden. Bij ontsluiting dacht hij aan een bevalling.” Ferry vertelt over de eerste keer dat zijn collega’s 30 Seconds speelden. Niet het spel uit de winkel, maar een zelfgemaakte variant. “Met woorden die wij op het ministerie om de haverklap gebruiken.
Handelingsverlegenheid, beleidsvacuüm, stakeholders, en dat soort woorden. Maar ook afkaderen, inschieten en ‘vanuit de agenda voeden’. Als je een tijdje op het ministerie werkt, ken je die allemaal wel. Maar nieuwe collega’s klapperen soms met de oren.”
30 Seconds
Voor wie 30 Seconds niet kent: je speelt dat spel in teams. Als een team aan de beurt is, krijgt 1 speler van dat team een kaartje met daarop 5 woorden. Deze speler krijgt vervolgens 30 seconden om die woorden te omschrijven, zodat het team ze kan raden. Maar de speler mag het woord zelf niet gebruiken. Als er ‘boom’ op het kaartje staat, moet de omschrijver woorden als stam en takken gebruiken. Hoe meer woorden het team raadt binnen de tijd, hoe meer punten het team krijgt.
In coronatijd ontwikkelde de Taalbrigade van SZW een eigen variant. Ferry: “We speelden het via Webex . De teams waren in verschillende deelsessies ingedeeld. Via de chat gaven we in elke deelsessie aan 1 collega een lijst met woorden die geraden moesten worden. Die collega kreeg 15 minuten om de anderen zoveel mogelijk woorden te laten raden. Onze eerste variant hadden we dus eigenlijk 15 minutes moeten noemen.”
Cursus wollig schrijven
Met uitleg en napraten erbij duurde het spel 25 minuten. Daardoor was het makkelijk te spelen tijdens een pauze. “Het klinkt lollig, en het is gezellig… maar het levert ons ook wat op”, zegt Ferry. Zijn Taalbrigade redigeert Kamerbrieven en geeft schrijftrainingen, maar organiseert ook luchtigere activiteiten. Van de jeukwoordenverkiezing tot de jaarlijkse 1-april grap. “Vorig jaar gaven we op die dag een training Wollig Schrijven . Daarin deden we ook echt ons best om teksten zo wollig mogelijk te maken. Er was nog aardig wat belangstelling voor – al begreep iedereen wel dat je precies het omgekeerde moest onthouden van wat we vertelden.”
“Het mooie van zulke activiteiten is dat collega’s even los kunnen komen van waar ze die dag mee bezig zijn. Als je een Kamerbrief moet afronden, en er staat flinke tijdsdruk op, dan heb je even geen ruimte in je hoofd om na te denken over je eigen taalgebruik. Tijdens een spelletje 30 Seconds wel. Dan ontdek je opeens: ‘Verhip, ik omschrijf ‘ontsluiten’, en de meeste collega’s weten meteen wat ik bedoel. Maar nieuwe collega’s niet. Kennelijk is dat woord voor mij heel gewoon, maar buiten het ministerie niet.’”
Poldermodel
Soms leidde dat tot grote verbazing. Het woord ‘poldermodel’ werd door veel SZW-collega’s beschouwd als algemene ontwikkeling. Maar een paar jonge, nieuwe collega’s hadden geen idee wat dat betekende. “Dan is er wat verbazing, of zelfs verbijstering”, zegt Ferry, “maar uiteindelijk is het goed om te ontdekken: voor mij is dit woord gangbaar, maar voor anderen niet. Het is altijd goed om jezelf scherp te houden op dat vlak.”
Zijn collega’s bewustmaken van begrijpelijke taal, ziet Ferry als de belangrijkste taak van de Taalbrigade bij SZW. “Het ministerie begon met deze brigade nadat de toenmalige SG de Direct Duidelijk Deal had getekend. Vervolgens kom je er al snel achter dat teksten redigeren niet de oplossing is. Onze brigade bestaat uit 8 collega’s, die dat grotendeels naast hun andere werk doen. Best wel een team, maar op het ministerie werken 3.000 mensen, die voor een groot deel dagelijks nieuwe teksten produceren. Een ministerie is gewoon een tekstfabriek. Daar valt niet tegenop te redigeren.” Daarom is Ferry vooral aan de voorkant van het schrijftraject bezig. Hij adviseert zijn collega’s en geeft trainingen en workshops.
Spiegelen
En ondertussen probeert hij zelf niet in dezelfde jargonvalkuil te trappen. “Ik werk er inmiddels ook alweer anderhalf jaar. Ik zal inmiddels ook gewend zijn geraakt aan woorden die de buitenwereld helemaal niet zo gewoon vindt. Dat is een gevaar voor iedereen. Vroeger werkte ik in de museumwereld. Ik zei tegen de directeur van een architectuurmuseum dat de gemiddelde Nederlander niet 3 Nederlandse architecten die nog leven kan noemen. De man viel zowat van zijn stoel. Dat was toch ondenkbaar, zei hij. Hij riep namen als Winy Maas en Sjoerd Soeters. En even ging ik twijfelen, want inderdaad: Winy Maas en Sjoerd Soeters, die kennen mensen toch wel! Ik ging er bijna in mee. Tot ik het maar eens ging vragen. Aan mijn moeder. Aan mijn vrienden. Soms wisten ze Rem Koolhaas te noemen. Maak vaker bleef het helemaal stil.”
“We hebben allemaal een spiegel nodig om te ontdekken dat we in een bubbel zitten, samen met onze collega’s. Nieuwe collega’s, die vers op de werkvloer arriveren, zijn fantastisch om je aan te spiegelen. Aan hen ontdek je meteen wat jargon is en wat niet. Wat jij als algemeen bekend ziet, en wat daadwerkelijk algemeen bekend is. Die nieuwe collega’s kun je uitwringen in een vergadering… maar veel leuker is het om van ze te leren tijdens een spelletje!”